verhaal

Beschrijving verhaal van Trappen, Anna van

Verhaal

Swarte Jan, zijn echte naam was Jan Grupstra, was in Drachten een bekend figuur. Op zijn eigen vriendelijke en rustige manier, maar zonder het commerciële doel uit het oog te verliezen, ventte hij met petroleum.
De vader van Jan was Mindert Grupstra. In 1895 meldde Mindert zich aan als koloniaal soldaat in voormalig Nederlands Indië. Mindert werd in Atjeh op Sumatra gestationeerd. Het was een gevaarlijk gebied, de Atjeh-oorlog was in volle gang, er vielen veel doden en gewonden.
Op Sumatra kreeg Mindert een relatie met Anna van Trappen. Zij was omstreeks 1870 in Salatiga, Midden Java, geboren en van Afrikaanse afkomst.
De vader van Anna (van) Trappen, voornaam onbekend, was een geronselde Afrikaanse soldaat, die zich had vrijgekocht als slaaf. Hij kwam oorspronkelijk uit Burkina Fasso en hoorde bij de stam van de Mossi; hij was daar in 1815 geboren. Hij trad in 1838 voor onbepaalde tijd in dienst van de KNIL, het handgeld voor hem was ƒ20,-. De KNIL gaf hem om zich als lijfeigene vrij te kopen een ’lening’ van ƒ95,50, die hij in de loop van de jaren moest terugbetalen. Hij kreeg de achternaam Trappen.
Hij scheepte zich in 1839 in Elmina, Ghana met bestemming Batavia. Vermoedelijk was hij eerst gestationeerd bij de cavalerie in Semarang (Midden Java) en later in Salatiga (Midden Java). Hij had tot taak de paarden te verzorgen.
Van hieruit werd hij naar Atjeh op Sumatra gebracht, waar hij bij de artillerie werd ingedeeld. In 1844 werd zijn diensttijd tot vijftien jaar teruggebracht. In 1853 tekende hij voor zes jaar bij. In 1851 kreeg hij een bronzen medaille voor moed, beleid en trouw met ƒ12,- gratificatie. In 1860 ging hij met pensioen; het traktement dat hij kreeg was ƒ144,- per jaar.
Trappen had twee kinderen bij een Soendanese vrouw Warina; de moeder van Jan, Anna geboren omstreeks 1870, en een zoon Petrus (*1879).
Anna had eerst een relatie met een Belg, Braem; ze kregen een dochter Bertha. Zij was dus een halfzuster van Jan Grupstra.
Daarna kreeg Anna een relatie met Mindert Grupstra; ze moeten elkaar in Atjeh zijn tegengekomen. Uit de relatie werd op 15 januari 1904 in Sigli, Atjeh, een zoon Johannes geboren. Johannes zal in Drachten bekend worden als Jan Grupstra; hij is dus van Nederlands-Indisch-Afrikaanse afkomst.
In 1906 was het contract van Minder Grupstra afgelopen en keerde hij met zijn zoontje Jan van drie jaar naar Nederland terug. Anna van Trappen bleef, met Petrus en Bertha, in Indië achter.
Kleine Jan was nogal donker van huidskleur, hij was de eerste donkergekleurde inwoner van Drachten. Door de jeugd werd hij wel met zijn huidskleur geplaagd. Hij werd ’Jan de Neger’ of ’Swarte Jan’ genoemd; de tweede naam zou hij zijn hele leven lang houden. Door zijn vriendelijk en meegaand karakter was de bijnaam slechts gekscherend en beslist niet negatief bedoeld. Jan maakte trouwens zelf ook grapjes over zijn huidskleur. Een van zijn opmerkingen was: “Ik moet niet ziek worden, want ze hebben hier vast geen neger-onderdelen”.
Vader Mindert trouwde in 1906 met Hinke Tuinstra (1877-1967) die al een voorkind, Gooitsen, had. Ze kwamen te wonen op de Noorderdwarsvaart 167, tegenover de Dwarsvaart school. Mindert en Hinke kregen zeven kinderen: Mettje (*1907), Hendrik (*1909), Leo Bruin (*1911), Andries (*1912), Piet (*1913), Bauke (*1914) en Aalzen (*1917).
In 1919 overleed Mindert aan de Spaanse griep. Moeder Hinke bleef achter met negen kinderen, Gooitsen, Jan en nog zeven kinderen die ze met Mindert kreeg.
Jan groeide op aan de Noorderdwarsvaart, tegenover de Dwarsvaart-school.
Toen hij in de puberteit was, had hij een hekel aan zijn kroeshaar; hij voelde zich daardoor anders dan zijn vrienden. Op alle mogelijke manieren probeerde hij zijn haar zo lang en glad mogelijk te krijgen door het strak met veel vet naar achteren te kammen.
Vanaf 1924 kwam hij in vaste dienst bij de Bataafse Petroleum Maatschappij. Hij begon met een hondenkar, gevolgd door een transportfiets, daarna een bakfiets, later een ponykar. Daarna kwam er een driewielige petroleumkar met voorwielaandrijving van een JLO-motor. Omdat de zaak goed draaide was Jan in staat zelfstandig petroleumventer te worden. De petroleum kocht hij per olievat bij Zoovele, in het achterhuis werd het dan overgepompt in kleinere blikken. De laatste bedrijfswagen was een open VW-bestelbusje. Voor de Tweede Wereldoorlog deed hij het werk alleen, later hielp vooral zijn stiefzoon Jan mee.
In 1945 trouwde Jan met Tjitske Sietsma. Tjitske liep mank; ze was gehandicapt door een aangeboren afwijking aan haar heup en been.
Tjitske (1904-1996) was weduwe van Egbert Spinder. Egbert Spinder was in 1941 in Duitsland aan een ongeval met een vrachtauto die hij bestuurde, bezweken. Egbert en Tjitske hadden tien kinderen: Cornelis, Sietze, Jan, Jochum, Sjirk, Griet, Jeltsje, Folkert, Geertje en Douwe. Jan vestigde zich met vrouw en kinderen aan de Schwartzenberghstraat, nu Geelgorsstraat. In 1947 werd hun dochter Anna Roza Maria Christina, ’Anneke’, geboren.
Na de oorlog schreef Jan een brief naar het oude adres (dat hij voor de oorlog na veel moeite had gekregen van het ministerie) in Atjeh. De brief kwam onbestelbaar terug; het adres klopte niet meer. Het contact dat er voor de oorlog was, was nu verbroken.
In 1958 zette Soekarno alle Nederlanders het land uit. Hieronder vielen ook de afstammelingen van de Afrikaanse soldaten. Omdat de moeder van Jan half Afrikaans-half Indonesisch was, viel ze niet onder deze regeling. Ze vertrok ze naar Nederland en kwam Geertruidenberg terecht. Na aankomst in Nederland schreef ze direct een brief naar Jan op het adres van zijn ouders aan de Oudeweg. Hij was echter ondertussen getrouwd en verhuisd; de brief werd onbestelbaar teruggestuurd. Zijn stiefzoon Folkert had op het postkantoor de brief in handen gehad en er het stempel ’ONBESTELBAAR’ op gezet en naar Geertruidenberg teruggestuurd. Via het gemeentehuis werd uiteindelijk het adres van Jan opgespoord.
Op 8 maart 1958 sloot Jan zijn moeder Anna van Trappen na 52 jaar in zijn armen, een hoogtepunt in zijn leven.
In 1960 verhuisde het gezin naar de Schwartzenberghlaan. In 1967 stopte Jan met werken en werd de petroleumzaak overgenomen door (stief)zoon Jan Spinder en Oene de Vries. Jan Grupstra overleed op 22 maart 1970 op 67-jarige leeftijd; ze woonden toen op het Oud Ambacht. Tjitske Sietsma stierf op 24 februari 1996 in ’De Lijte’ in Ureterp.

Verwijzingen

  1. Grupstra, Johannes
  2. Grupstra, Mindert
  3. Trappen, Anna van
  4. Trappen, Petrus van