LC20130427

Verhaal

LEEUWARDER COURANT
27 april 2013, pag. 12 Trijntje & Trixie

"'t Is alls droomwerld", verzuchte Trijntje Boonstra uit Drachten, toen zij in
1938 op paleis Soestdijk arriveerde. Zij was de kraamzuster van Juliana.

ERWIN BOERS.

"Trixie is schattig, met een dik voetje, heel blank en mollig. Ze ziet er zeer
heerschend uit," noteerde Trijntje Boonstra over de pasgeboren prinses.

Trijntje was in 1938 hoofdkraamzuster bij de eerste bevalling van Juliana. In
1939 begeleidde zij ook de geboorte van Irene. Als eenvoudige arbeidersdochter
uit Drachten voelde zij een enorm standsverschil, ook al bleken de Oranjes in de
omgang "heel gewoon".

Haar bijzondere werk maakte Trijntje Boonstra in 1938 tot een nationale
beroemdheid. Zelf was ze er wat verlegen mee. Toen zij in 1986 overleed, werd dit
nauwelijks opgemerkt in Friesland. Gelukkig kan haar bijzondere levensverhaal nu
nog worden opgetekend, danzij haar notities en de herinneringen van haar
tantezeggers.

Trijntje Boonstra werd op 13 augustus 1899  geboren aan de Zuiderdwarsvaart in
Drachten, als oudste dochter in een eenvoudig arbeidersgezin. Later verhuisden
de Boonstra's naar Beetsterzwaag. Daar vond Trijntje in 1917 een baan bij de
Corneliastichting, die voor 'ziekelijke, gebrekkige of behoeftige kinderen' zorgde.

De Corneliastichting werd bestuurd vanuit ziekenhuis Bronovo in Den Haag. De
zorg in beide instellingen leunde zwaar op de inzet van diaconessen. Dit waren
hervormde ongetrouwde zusters, vergelijkbaar met de katholieke nonnen.

"Trijntje was een heel godsdienstige vrouw", zo herinneren haar tantezeggers
zich. Dat zij diacones werd, moet dan ook een bewuste keuze zijn geweest.

Hoofdzuster
Dokter De Groot, dia aan het Haagse ziekenhuis verbonden was, zag in Trijntje
een talent. Hij haalde haar in 1918 naar Den Haag. Zij maakte daar carrière in
de verloskunde en schopte het tot hoofdzuster van de kraamafdeling. Dat bleek de
opmaat voor een bijzondere taak bij de Oranjes, die hun medische zorg bij dokter
De Groot betrokken.

Toen Trijntje in 1937 terugkwam van een bezoek aan haar Friese familie, werd ze
bij de directeur geroepen. Zij schrok enorm van de opdracht die hij haar gaf.
Toch noteerde ze: "Een groote blijdschap en dankbaarheid in m'n hart om het
groote gebeuren namelijk onze geliefde Prinses Juliana in Haar moeilijke uren te
mogen bijstaan."

Het betekende dat Trijntje ruim twee maanden zou logeren op het paleis. Vlak
voor en na de geboorte zou zij hulp krijgen van zuster Romkje Vormeer uit
Willemsoord, die ook vanuit Beetsterzwaag in Den Haag was beland.

Zenuwachtig betrad Trijntje op 11 januari het paleis, waar een kamer voor haar
was ingericht in de prinselijke vleugel, pal naast de kraam- en kinderkamer van
Juliana. Bernhard lag nog in het ziekenhuis, herstellend van een zwaar
auto-ongeluk. Koningin Wilehlmina verbleef in een andere vleugel.

Trijntjes nervositeit bleek onnodig. Juliana was bij hun eerste ontmoeting zeer
vriendelijk "en zoo gewoon met tot gevolg dat zij en ik een tijd lang over alles
en nog wat gesproken hebben. Vooral over de gezondheidstoestand van den Prins
waar me werd medegeeeld dat de Prins toch wel een flinke hersenschudding had."

"De Prinses verheugt zich zeer op de komst der baby en zeg later alles zelf te
willen doen wat baden enzovoort betreft, maar voelt zich erg onhandig."

Trijntjes hart bonkte toen zo onverwacht Wilhelmina tegen het lijf liep: "O
schrik, daar stond ik vlak tegenover Hare majesteit de Koningin." Trijntje was
sprakeloos, "doch gelukkig kwam H.M. me tegemoet, keek me doordringend aan en
vroeg: 'Is u de zuster?"

Fiets
Zo streng als Wilhemina leek, was ze echter niet. Al snel had Trijntje een
dagelijkse babbel met de koningin, die ieder ochtend per fiets de prinselijke
vleugel bezocht: "Ze is zoo lief en hartelijk, een echt moeder. Een heerlijk
gevoel doorstroomde mijn hart, zoo in alle eenvoud met onze vorstin te mogen
spreken" 't is alles droomwereld."

Graag wilde Trijntje zo af en toe even wandelen in de frisse lucht, maar ze kon
beslist het paleisterein niet af. Toen ze het een keer probeerde, werd ze
belaagd door een horde fotografen. haar foto's haalde meteen alle kranten. "Dat
nooit weer!"

Vaak zag ze hoe Wilhelmina op een sofa zat te breien. Al snel besprak ze met
Trijntje de babykleertjes, bijvoorbeeld voor de doop. Samen met Juliana zochten
ze een jurk uit "waar 5 geslachten in aangegeven zijn".

Wilhelmina legde ook veel nadruk op een draagkussen voor Bernhard, want hij "wil
zelf zijn kind dragen met den dag der aangifte". De koningin wenste het kussen
beslist zelf te keuren, "want Hare Majesteit is altijd maar angstig dat de Prins
de baby zal laten vallen met deze plechtigheid. Dus moet de baby met wit
satijnen lint op het kussen bevestigd worden en zo nodig nog met spelden".

Uit alles bleek dat de koningin overbezorgd was. Ze sprak voortdurend over de
strengste hygiëne om de baby te beschermen tegen bacteriegevaar. Handen wassen
was een harde eis. Wilhelmina zag het liefst geen bezoekers meer verschijnen, en
al helemaal geen bouwvakkers.

Juliana was ontzettend 'lief', vond Trijntje. De prinses kwam vaak even in haar
kamer voordat ze naar bed ging en "ze wenschte me een goeden nacht". Juliana was
gespannen: het wachten op de geboorte duurde langer dan verwacht.

Op 31 januari kwam Beatrix dan eindelijk ter wereld, met een moeilijke,
natuurlijke bevalling. Het land juichte, maar Juliana worstelde zich door een
zware herstelperiode. Bernhard, die ook weer thuis was, spatte ondertussen van
de energie. Hij was niet weg te slaan bij zijn dochter, die hij de hele dag
filmde en fotografeerde.

Het was een hele toestand, toen Beatrix voor het eerst uit de kinderkamer naar
beneden mocht. De prinses werd vastgestikt op het draagkussen, precies zoals
Wilhelmina had bedacht. Trijntje: "Ik heb ze naar beneden gedragen terwijl
dokter De Groot voor me uit liep, want ze mocht eens vallen." Bernhard nam de
baby daar van Trijntje over.

Aardappel
Wilhelmina tilde haar kleindochter liever niet op, uit angst dat er hiet mis zou
gan. Ze was gek op het kind, dat in haar ogen dagelijks mooier werd, want "eerst
leek ze op een aardappel". Juliana kwam weer op krachten. Haar ontbijt bestond
uit "beschuit met oranjemuizen".

Bernhard zorgde voortdurend voor pret. Toen hij verkouden was, droeg hij zelfs
een doek voor zijn mond, want Trijntje had -- half grappend -- gezegd "dat het
kwaad kon" voor Beatrix. Op een dag stonden Trijntje en Bernhard ieder aan een
kant van de wieg te rammelen bij Beatrix. Toen Juliana binnenkwam, barste ze in
lachen uit bij die aanblik.

Vermoeid maar ook weemoedig noteerde Trijntje op 23 maart haar vertrek uit het
paleis. Aan de droomwereld was een eidne gekomen. Dit bleek echter niet
definitief, want Trijntje was goed in de smaak gevallen op het paleis. Ze mocht
anderhalf jaar later opnieuw naar Soestdijk voor de geboorte van prinses Irene.

Juliana gunde haar kraamzuster toen zelfs even de zorg over Beatrix. Trijntje:
"Ach, wat deed de prinses me daar een plezier mee". Het prinsje noemde haar
'Krijntje'.

Later schreef Trijntje aan Juliana: "Ik weet nog zoo goed hoe blij Trixie was
met Ireentje, en hoe ze genoot 's morgens wanneer ze bij het baden aanwezig was,
ieder geluidje deed ze na, en stond te dansen van plezier op de stoel."

Canada
Bij de geboorte van de ander prinsessen kon Trijntje niet meer helpen. Margriet
werd tijdens de oorlog in Canada geboren. Toen Christina in 1947 ter wereld kwam
was Trijntje al gestopt met het kraamwerk, want ze kon het lichamelijk niet meer
aan. Vanwege zware rugpijn en andere ziektes werd ze overgeplaatst naar een
adminstratieve afdeling van het ziekenhuis.

Diacones zou Trijntje altijd blijven, ook na haar pensionering in Den Haag. Ze
bezocht haar familie in Friesland vaak. Haar tantezeggers herinneren zich nog
goed haar opvallende verschijning, als ze in haar diaconessenkleding uit de bus
kwam stappen. Trijntje genoot van de gezelligheid en betreurde het zelf wel eens
dat ze geen gezin had gesticht.

Ze koesterde de herinneringen aan Soestdijk als het hoogtepunt van haar loopbaan
en hield nog lang contact met de Oranjes. Op een ereplekje stond haar zilveren
lijstje met de foto die Bernhard had gemaakt van haar en de prinsessen. Ze liet
plakboeken vol aandenkens na, bijvoorbeeld een handgeschreven brief van de jonge
'Trixie'.

Later gaf Trijntje nog wel een seen interview af: "Er zijn altijd mensen geweest
die zeggen: "Waarom zij?" Dat heeft mij wel eens paij gedaan en ik heb er wel
eens een traan bij weggepinkt. Ik heb daarom nooit gevraagd. Ik ben aangwezen!"

Briefje 1
Lieve Zuster Trijntje
Heel hartleijk wilde ik U bedanken voor Uw aardige brief. Natuurlijk vind ik het
niet erg, ik vind het zelfs heel prettig dat U me gewoon maar 'Trixie' noemt.
Alleen is het 'ie' er in de loop van de tijd afgegaan. Op mijn verjaardag
draaide mijn vader een grote film, die

Briefje 2
grappig U te zien en tegelijkertijd bijna iets van U te lezen!
Herinnerd U zich Rene Roell nog? Of mischien heeft U alleen haar ouders gekend.
Zij woont nu mij ons en we gaan samen naar school. Het is erg gezellt!
De hartelijke groeten, ook van mijn ouders,
Trix(ie)

Bronverwijzing

  1. Leeuwarder Courant
      • Datum: 3 augustus 2014
      • Pagina: LC 27 apr 2013

Verwijzingen

  1. Boonstra, Trijntje