Consternatie bij een begrafenis in Drachten

Verhaal

In mijn jonge jaren woonden mijn ouders aan de Folgerenlaan te Dragten.
Ik schrijf Dragten wel ouderwets, maar zo werd het vroeger vaak geschreven.

De Folgerenlaan was de oude verkeersweg van Dragetn naar Rottevalle, Dr. Compagnie
Houtigehage en verder richting Groningen. Ook liep daar de stoomtram voor passagiers
en goederen. Ik weet nog dat je met een zakdoek moest zwaaien, al je mee wilde rijden.
Dan stopte de tram op plaatsen waar een ijzeren bordje sond met de letters NTM.
Dit was nog in een rustige tijd zonder wegen en straten met racende auto's enz.
Ik gin in die tijd naar de lagere school aan het Boveneind te Dragten, maar om daar
te komen moest ik over 20 smalle bruggetjes zo'n 200 meter van elkaar verwijderd, tevens
nog ever een hoge brug, die zo'n 4 meter boven het water lag en over een grote draaibrug
aan het bovenend. Deze bruggetjes en bruggen lagen over de Noordedwarsvaart, een zijvaart
van de Dragster Compagnonsvaart. Dat zullen de ouderen nog wel op school hebben geleerd:
de drie Compagnonsvaarten, van Dragten - Opsterlandse en de Schoterlandse. Deze zijn een paar
honderd jaar terug gegraven, nog met het schopje, dus niet machinaal en omdat er in Dragten en
omgeving veel veen zat hebben onze voorouders vaart en vaarsloten gemaakt (wieken) om het
veen er weg te krijgen.

De bruggetjes over de wieken waren niet breder dan 60-80 cm breed en als jongens reden wij
daar met de fiets over; afstappen, zoals onze ouders ons voorhielden was er natuurlijk niet bij,
dit kwam onze eer te na. Maar het resultaat was vaak een nat pak. De Noorderdwarsvaart was aan
beide kanten bebouwd met arbeidershuisjes en kleine boerenbedrijfjes, en een enkele grote boerderij.

Mar voor de mensein, die aan de andere kant van de vaart woonden, waren er draaibruggetjes over
de vaart. Deze draaibruggetjes hadden twee zware balken naast elkaar, ook zo'n 60 cm breed en
waren aan het eind dat op de wal lag verzwaard met een of meer dikke stenen voor het evenwicht.

Er was een pad langs de vaart waar alle voetgangers, fietsen en kruiwagenverkeer langs ging.
Was er een sterfgeval, dan was er een soort burenplicht om te helpen. De lijkkist werd dan in een
vaartuig geplaats en de dragers leipen langs de kant. Dan werd de kist op het einde van een
vaarsloot die het dichtst bij het kerkhof was, door de dragers overgenomen en zo wer er doord
de dragers onderweg nog wel een paar keer gewisseld. Ik heb mijn vader er wel eens over gehoord,
dat hij met warm weer een zware man mee moest dragen, het was erg moeilijk geweest, want er was
lucht bij, dus niet zo aangenaam. In die tijd maakte de timmerman de kisten nog van vijf planken
en dan geheel zwart. En die achter liepen waren allen in het zwart, een enkele soms in het
donkerblauw. Als rouw droeg de fanilie de eerste tijd zwarete kleding. Later dreogen de mannen een
rouwband plm. 15 cm breed, om de linkerarm. Bij de begrafeins hadden de buren en waar het sterfgeval
was, de blinden of luiken gesloten. De kist stond in het sterfhuis in de voorkamer en de spiegels
werden omgekeerd - de klok werd stil gezet, alles ten teken van rouw.

Eens was er een sterfgeval en moesten de buren de overledene in de kist doen, vanaf het bed, een
bedstee Toen ze het lijk eraf droegen bleef een hand haken achter een bedsdeur en toen ze het lijk
verder trokken, raakte die hand los en door de vering gaf ze een klap aan diegene, die aan de zijkant
was. Van schrik lieten ze allemaal los en vluchten. Dit is een geweldige consternatie geweest in die tijd.


JOH. OEDZES.

Bronverwijzing

  1. Leeuwarder Courant
      • Datum: 11 februari 2012
      • Pagina: Klein Krantsje 24 mei 1976

Verwijzingen

  1. Drachten, Dragten