Rodehel, Rohel
Breedtegraad | 53.222852 |
Lengtegraad | 6.146615 |
Dorp of stad | Rodehel, Rohel |
Provincie | Friesland |
Land | Nederland |
Verhaal
Opmerking, bij het Tjeukemeer ligt nog een Rohel
Verhaal
Volgens: Aardrijkskundig woordenboek van der AA:
ROOHEL of eigenlijk Roode-Hel, geh., prov. Friesland, kw. Oostergoo, griet. Achtkarspelen, arr. en 7 u. O. van Leeuwarden, kant. en 3 u. O. N. O. van Bergum, 1/2 u. N. van Harkema-Opeinde, waartoe het behoort, aan het Kaspar-Roblesdiep; met 17 h. en 75 inw.
Roode-Hel is een verkorting van roode helling of scheepstimmerwerf. Men vindt hier twee hellingen, met schuren of loodsen met roode pannen gedekt.
Weblinks
Type | Beschrijving |
---|---|
Webstek | Wikipedia [Klik om de gaan naar] |
Locatiekaart
Bronverwijzing
-
Tresoar, Fries Archief
-
- Datum: 26 december 2008
-
-
Augustinusga
-
- Datum: 19 juni 2011
- Pagina: Ús Blêd – Januari 2011
-
Opmerking over een bronverwijzing:
De buurtschap Rohel
Rohel (of in het Fries Reahel) is een buurtschap aan het
Prinses Margrietkanaal, halverwege Munneketille en Blauw-
verlaat. De buurtschap is ontstaan op de kruising van het Ko-
lonelsdiep en de Surhuisterveenstervaart. Het Kolonelsdiep
is in 1508 gegraven en in 1571 tijdens de 80-jarige oorlog
door de Portugese stadhouder Caspar di Robles verbreed.
Vandaar dat het water Kolonelsdiep of Caspar di Roblesdiep
en in het Fries Knillisdjip werd genoemd. In 1648/49 werd
de nieuwe Surhuisterveenstervaart gegraven. Op de plek
waar de vaart in het kanaal uit kwam, ontstond een buurt-
schap, waar de scheepsbouw een belangrijke plaats in ging
nemen. De nieuwe Surhuisterveen-stervaart was gegraven
om de afgegraven turf uit de veenderijen bij Surhuisterveen
af te voeren. Er woonden in die tijd maar liefst 26 schippers
in Surhuisterveen die met hun schepen, pramen en bokken
de turf vervoerden. Rohel lag dus op een strategische plek
om een scheepswerf te beginnen.
Het grootste deel van Rohel viel onder het dorp Harkema-
Opeinde. Een klein deel hoorde bij Augustinusga. Het dorp
Harkema-Opeinde lag toentertijd noordelijker dan het hui-
dige Harkema. De kern van het dorp werd gevormd door de
Hamsterpein, de Kromelle en it Kleasterbreed. De noordelij-
ke grens lag bij Lutkepost en de zuidelijke grens bij de Ho-
mear in het tegenwoordige Harkema. Harkema-Opeinde was
qua inwoners gezien maar een klein en was voor voorzienin-
gen als kerk, school en winkels aangewezen op Drogeham.
19
Grensgeschil
Over de grens tussen Harkema-Opeinde en Augustinusga is
van 1763 tot 1766 een hele strijd geweest. Er is een proces
gevoerd voor het Hof van Friesland. Inzet van het proces
was het onderhoud van de huishoudingen van Hendrik Roels
op Rohel en en die van Lykle Jans in de Woudmieden bij Lut-
kepost. Volgens de diakenen van Harkema-Opeinde en Dro-
geham woonden de huishoudingen onder Augustinusga. Vol-
gens die van Augustinusga woonden ze echter onder Harke-
ma-Opeinde. Uitkomst van het proces was uiteindelijk dat de
zogenaamde Lolmoiswyk de grens was. Deze wijk lag tussen
de huizen van Flores Ritskes en Lolkje Barends (Lolkmoy), in
het verlengde van de tegenwoordige Rohelsterweg.Dat bete-
kende dat de huishoudingen van Hendrik Roels en Lykle Jans
onderhouden moesten worden door de diaconieën van Droge-
ham en Harkema-Opeinde.
20
Op een situatiekaartje uit 1763 stonden naast scheepswerf
de Rode Helling zeven huizen ten noorden van het kanaal ge-
tekend. Hiervan stond één op het grondgebied van Augusti-
nusga. Daarnaast stond er één huis ten zuiden van het ka-
naal, ten westen van de Surhuisterveenstervaart. Rond 1830
stonden er al 19 huizen bij Rohel, waarvan 14 in Harkema-
Opeinde en 5 in Augustinusga. Van de 19 huizen stonden er 7
aan de zuidkant van het diep. Door diverse verbredingen van
het kanaal in de loop der tijden, verdween de bebouwing aan
de zuidkant. Tegenwoordig staan er zo’n 12 huizen bij Rohel.
De naam Rohel
Voor de betekenis van de naam Rohel zijn verschillende ver-
klaringen. Rood verwijst naar de kleur van het water. De
grond is ijzerhoudend, waardoor het moeraswater roodbruin
gekleurd wordt. Hel betekent petgat of laagliggend land. Hel
kan echter ook zetwal betekenen, een smalle strook tussen
de petgaten waar de turf op te drogen werd gelegd. Een
waarschijnlijker verklaring is dat Rohel afgeleid is van
scheepstimmerwerf de Rode Helling. Volgens het Aardrijks-
kundig Woordenboek van A.J. van der Aa uit 1839-1851 was
deze scheepstimmerwerf met rode dakpannen gedekt.
Volgende week meer over de geschiedenis van Rohel.
-
- Datum: 19 juni 2011
- Pagina: Ús Blêd – Februari 2011
-
Afschrift:
De polder Rohel
Op de eerste kadastrale kaart van 1832 is al het land ten
noorden van Rohel aangegeven als vergraven land. In de lan-
derijen werd turf gebaggerd. Met een baggerbeugel werd de
baggerspecie omhoog gehaald, waarna het op zetwallen te
drogen werd gelegd. Vervolgens werden er turven van ge-
sneden. In 1879 is de Rohelsterpolder aangelegd. Er werd
een perceel grond aangekocht met het doel om daarop een
molen en een molenaarswoning te laten bouwen. Met behulp
van een windmolen werd het water uit het laaggelegen, moe-
rassige gebied gepompt. Toen deze molen in 1914 na een
blikseminslag afbrandde, kwam er een stoomgemaal. Er werd
een ketelhuis gebouwd en een pijp opgemetseld. Hendrik
Tjoelker werd de machinist. In 1926 werd hij opgevolgd
door Hendrik de Haan. Vanwege de hoge brandstofkosten,
zo rond 1936 in de crisisjaren, klaagde het bestuur steen en
been, want het gemaal vrat steenkool. Daarom kwam er een
dieselmotor voor in de plaats, die in 1946 door een elek-
trisch gemaal vervangen werd. Door de ontwatering werd
het land bruikbaar
voor de landbouw.
Tegenwoordig pro-
beert men weer te-
rug te keren naar de
oude situatie; het
land is weer onder
water gezet.
De molen bij Rohel
28
Ontsluiting
In vroegere tijd was Rohel niet ontsloten door landwegen; de
wegen naar Blauwverlaat en Lutkepost waren er toen niet.
De verbindingen waren gericht op Augustinusga en Droge-
ham. Met een schouw konden de mensen het kanaal overge-
zet worden. Vervolgens liep men dan langs de oostzijde van
de Surhuisterveenstervaart als men naar Drogeham wilde of
ging men dwars door de weilanden richting Augustinusga.
Daarbij moest men zes sloten oversteken, waar planken over
heen gelegd waren. Omstreeks 1905 werd er een weg aange-
legd van Lutkepost naar Rohel. Later is er ook een weg aan-
gelegd van Rohel naar Blauwverlaat en naar Munneketille,
richting Kootstertille.
In 1921 zijn de grenzen van een aantal dorpen in de gemeen-
te Achtkarspelen gewijzigd. De buurtschap Rohel kwam toen
in z’n geheel bij Augustinusga.
Volgende keer meer over Rohel.
Simon Hoeksma, Drogeham - hoeksmahistorie@hetnet.nl
-
- Datum: 19 juni 2011
- Pagina: Ús Blêd – Maart 2011
-
Afschrift:
Rohel
Schuitmakers
In 1748 woonde er volgens het reëelkohier (een belastingre-
gister) één schuitmaker bij Rohel, namelijk Lieuwe Piers. Een
jaar later, in 1749, woonden er volgens het quotisatiekohier
(een ander belastingregister) twee schuitmakers, te weten
Hendrik Roels en Pytter Nannes.
Verder woonde er volgens het doopboek van Drogeham en
Harkema-Opeinde een koopman bij het Roodhuiske: Gedoopt
op 23 oktober 1757 in Drogeham/Harkema-Opeinde Meine,
kind van Johannes Meines, koopman aan het Kolonelsdiep bij
het Rood huiske onder Harkema en Beitske Pyters. Beitske
Pyters was een dochter van de hierboven genoemde schuit-
maker Pytter Nannes.
Het Roodhuiske was een herberg. In het begrafenisboek van
Drogeham/Harkema-Opeinde stond in 1755: Jouke Tyssens
in het Roodhuiske herbergier onder Harkema Opeinde, over-
leden 22 juli. Waarschijnlijk stond deze herberg in de zuid-
westelijk hoek van het Kolonelsdiep en de Surhuisterveen-
stervaart.
Volgens het speciekohier (ook een belastingregister) waren
er rond 1760 drie schuitmakers. Naast Hendrik Roels en
Pytter Nannes woonde er ook nog Jan Edses. Waarschijnlijk
was hij eigenaar van de Rode Helling en waren de andere
twee schuitmakers bij hem in dienst. Een andere mogelijk-
heid is dat de drie schuitmakers compagnons waren. Volgens
21
het speciekohier waren daarna Johannes Pytters (in 1771),
Frederik Jacobs (in 1773), en Jan Folkerts en Gosse Folk-
erts (in 1792) eigenaar van de Rode Helling. In het reëelko-
hier komen eveneens de namen van Frederik Jacobs en Jan
Folkerts voor.
In het doopboek werd in 1773 vermeld: Gedoopt op 9 mei
1773 in Drogeham/Harkema-Opeinde Antje, kind van Johan-
nes Pyters, mr. schuitmaker aan het kolonelsdiep onder Har-
kema en Grytje Dirks. In 1783 stond er: Gedoopt op 7 juli
1783 in Drogeham/Harkema-Opeinde Idse, zoon van Frede-
rik Jacobs, mr. schuitmaker en Tjipkjen Edses.
Volgens het trouwboek van beide dorpen was Pytter Nannes
in 1771 nog steeds mr. schuitmaker. Hij trouwde toen voor
de tweede maal, en wel met Sytske Hendriks, weduwe van de
eerder genoemde schuitmaker Jan Edses.
Verkoop van de Rode Helling
In de Leeuwarder Courant komen we eind 18e eeuw en begin
19e eeuw de volgende advertenties tegen:
1771: Verkoop van de schuitmakerie van wijlen Jan Idses,
meester scheeps-timmerman aan’t Collonels Diept.
1771: Verkoop ten huize van Johannes Boete, herbergier
aan’t Collonels Diept: een hechte huizinge en welgelegene
schuitmakerij en helling staande en gelegen bij de zoge-
naamde Rohel; een huizinge aldaar bij Jacob Idses bewoont.
22
Deze Johannes Boete was dezelfde die hierboven in het
doopboek als koopman Johannes Meines vermeld stond. De
herberg bij Rohel stond toen waarschijnlijk op de plaats
waar nu de scheepswerf van Brandsma is.
1773: Verkoop van een welgelegene scheepstimmerwerf met
de daar bij staande goede huizinge en hieminge staande en
gelegen aan ’t Collonels Diept, de Rohel genaamd, thans bij
Johannes Pytters en voormaals door Jan Edzes bewoond en
gebruikt; verkoop van een huizinge, mede aldaar.
1809: De procureur Fiscaal L. Meeth te Augustynsga, pre-
senteerd publiek by Strykgeld te Verkopen: Een tjalkschip,
leggende by de Rohel onder Augustynsga; zoo laatst is beva-
ren by de weduwe Andries Linzes. Wie gadinge maakt kome
op Donderdag den 12 january 1809 ten huize van Meine Boe-
te, castelein by de Rohel.
1810: Uit de hand te koop een schuite-schip. Thans leggende
aan de werf bij Gosse Folkerts, mr. scheepstimmerman bij
de Rohel onder Harkema-Opeinde.
1820: Verkoop op de scheepstimmerwerf van een grote par-
tij scheeps-timmerhout en inboedel van wijlen Gosse Folk-
erts weduwe op de Rohel aan het Collonelsdiep onder Har-
kema Opeinde.
Familiebanden
Er waren diverse familiebanden tussen de scheepsbouwers
bij Rohel. Hieronder volgen enkele van deze relaties (met
23
tussen haakjes het trouwjaar):
Pytter Nannes x (1738) Bontje Johannes
Jan Edses x (1754) Sijtske Hindriks
Johannes Meines Boetes x (1757) Beitske Pytters
(dochter van Pytter Nannes)
Pytter Nannes x (1771) Sijtske Hindriks
(weduwnaar van Bontje Johannes en weduwe van Jan Edses)
Frederik Jacobs x (1782) Tjipkjen Edses
(zuster van Jan Edses)
Jacob Edses x (1787) Ymkjen Pieters
(broer van Jan Edses)
Gosse Folkerts (Dijkstra) x (1795) Bontje Johannes Boetes
(dochter van Johannes Meines Boetes)
Jouke Ates van der Veer x (1819) Beitske Gosses Dijkstra
(dochter van Gosse Folkerts Dijkstra)
Jan Jacobs Bijlsma x (1819) Wytske Johannes Pool
(zoon van Jacob Edses)
Volgende editie meer...
Simon Hoeksma, Drogeham - hoeksmahistorie@hetnet.nl
-
- Datum: 19 juni 2011
- Pagina: Ús Blêd – April 2011
-
Afschrift:
Rohel
Tweede scheepswerf
Op Rohel stond nog een tweede scheepstimmerwerf. Waar-
schijnlijk is deze werf rond 1830 gebouwd. Jan Oeges
Hoekstra was toen eigenaar van de werf. In 1832 werd hij
te koop aangeboden en de werf werd gekocht door zijn zwa-
ger, Gerben Wiebes Hazenberg.
1832: Een scheepstimmerwerf met schuur, grond en verder
aanbehoren, staande en gelegen te Rohel onder Harkema
Opeinde zijnde ongenummerd door Gerben Wiebes Hazen-
berg en Lijkle Oeges Hoekstra in gebruik; naastliggers: ten
oosten de geëxecuteerde, ten westen Lijkle Oeges
Hoekstra, ten zuiden het Colonelsdiep en ten noorden Meine
Johannes Boetes. eigenaar: Jan Oeges Hoekstra, scheepstimmerman.
In 1833 verhuurde Hazenberg de werf aan Jan Jacobs Bijlsma.
1833: Augustinusga, notaris M. de Vries; Huurcontract. Be-
treft de verhuur van een huis, tuin en erf met de scheeps-
timmerwerf voor een jaar, huursom fl. 70; Germ Wiebes Ha-
zenberg te Harkema Opeinde, verhuurder; Jan Jacobs
Bijlsma te Harkema Opeinde, huurder. (notarieel archief)
Koenes en Hoekstra
1842: De notaris M. de Vries te Augustinusga zal op donder-
dag den 15 december 1842 ten huize van Abele Jans Koenes,
tapper op de Rohel onder Augustinusga, bij strijkgeld veilen
25
en provisioneel, verkoopen: eene huizinge, tuin en erf, bene-
vens eene scheepstimmerwerf en een afzonderlijk gebouw
voor knechtswoningen, alles staande en gelegen op de Rohel
voornoemd, bij gemelde A.J. Koenes als mede eigenaar in ge-
bruik. (Leeuwarder Courant)
In 1842 werd de werf verhuurd aan Roel Feikes Pot. Een
jaar later, in 1843, werd de werf verkocht aan Liekele Oe-
ges Hoekstra, een broer van de eerdere eigenaar Jan Oeges
Hoekstra.
1843: Verkoop ten huize van A.J. Koenes op de Roohel onder
Augustinusga van een huis en erf, gequoteerd no. 91, op de
Roohel, kadaster sectie C, no.6, verhuurd aan Roel Feikes
Pot. De gerechte helft in een huizinge, met 2 knechtswonin-
gen en scheepstimmerwerf, op de Roohel voornoemd, kadas-
ter sectie C, no. 26. De geregte helft van een perceel bosch,
gelegen aan het vaarwater, kadaster sectie D, no.31. (Leeu-
warder Courant)
1843: Verkoping ten huize van A.J. Koenes op de Rohel te
Augustinusga een huis gekwoteerd no. 8 met erf en boom-
gaard, benevens 2 daarop afzonderlijk staande woningen,
met de scheepstimmerwerf en 2 slepen op Rohel onder Har-
kema Opeinde. (Leeuwarder Courant)
In 1879 nam zijn zoon Andries Lykeles Hoekstra de werf
over. Zijn broer Jan Lykeles Hoekstra was, zoals eerder be-
schreven, in 1870 eigenaar van de andere werf geworden. In
1896 bood Hiltje Jans Bijker, de weduwe van Andries Lyke-
les Hoekstra de werf te koop aan. Waarschijnlijk kwam er
geen geschikte koper, want een jaar later werd de werf
26
nogmaals te koop aangeboden, nu wegens faillissement. Er
werd wel gezegd dat de Hoekstra’s meer met de tapperij
bezig waren dan met de scheepstimmerwerf. Mogelijk dat ze
daardoor failliet zijn gegaan.
1896: Te koop een scheepstimmerwerf met vergunning te
Rohel; eigenaressse wed. A.L. Hoekstra. (Leeuwarder Cou-
rant)
1897: Verkoop van een scheepstimmerwerf te Rohel. (Leeu-
warder Courant)
1897: Faillissement Hiltje Bijker weduwe van Andries Lyke-
les Hoekstra, scheepstimmervrouw. (Leeuwarder Courant)
Heeger en Brandsma
1897: Verkoop van een scheepshelling met grote timmer-
schuur, flinke woonhuizinge waarin herberg met vergunning,
erf en grond te Rohel; een arbeidershuis waarin 2 woningen
en een stukje hooiland; eigen aan wed. Andries Lykeles
Hoekstra. (Leeuwarder Courant)
Heinrich Felix Heeger werd de nieuwe eigenaar, maar deze
verkocht de werf al snel door aan Jan Brandsma uit Frane-
ker.
1897 Augustinusga, notaris J. Landmeter, 28 december
1897. Provisionele en finale toewijzing. Betreft de verkoop
van een scheepshelling, schuur, woonhuis, arbeiderswoning,
erf, grond en een stukje hooiland te Harkema Opeinde,
koopsom fl. 2530 - Heinrich Felix Heeger te Kollum, verko-
per - Jan Brandsma te Franeker, koper. (notarieel archief)
27
Jan Brandsma had een werf in Franeker, maar zag waar-
schijnlijk meer perspectief in de werf bij Rohel. In 1936
nam zijn zoon, Murk Brandsma, de werf over. In de jaren
1954-1961 woonde hij in Canada. De werf werd toen ver-
huurd aan Roelof Huisman. Van 1961-1965 had Huisman een
eigen scheepswerf in een loods ten westen van Brandsma. In
1965 is deze werf failliet gegaan en werd er een ijzer-
vlechtbedrijf van Stienstra in gevestigd. Tegenwoordig
wordt deze loods gebruikt door Bein Brandsma die in 1974
de werf van z’n vader Murk heeft overgenomen. Hoewel de
meeste werven op een gegeven moment overgingen op het
bouwen van metalen schepen, zijn de Brandsma’s altijd hou-
ten schepen blijven bouwen. In het begin maakten ze vooral
ronde en platbodemschepen voor de beroepsvaart. Later
werd overgegaan op motorbootjes, schouwen, Friese jachten
en kotters voor de pleziervaart. Daarnaast hielden ze zich
bezig met reparaties en restauraties. In slappe tijden wer-
den er pramen en bokken voor eigen rekening gebouwd,die
dan verhuurd werden.
Familie Hoekstra
De familie Hoekstra heeft jarenlang een belangrijke rol ge-
speeld in de scheepsbouw bij Rohel. De oudst bekende voor-
ouders waren: Oege Pieters Hoekstra x (1792) Grietje Har-
mens. Oege Pieters was eerst schipper en later scheepsbou-
wer. Zij kregen o.a. de volgende kinderen die allemaal
scheepstimmerman of schipper waren:
Sietske Oeges Hoekstra x (1819) Harmen Jans Drost
Sietske Oeges Hoekstra x (1832) Gerben Wiebes Hazen-
berg
Jan Oeges Hoekstra x (1829) Jetske Wiebes Hazenberg
28
Liekele Oeges Hoekstra x (1829) Aaltje Jans Schouwstra
Stijntje Oeges Hoekstra x (1830) Oeds Franses Jansen
Ook de kinderen van Liekeles Oeges zaten weer in het scheepsbouwersvak:Oege Liekeles Hoekstra x (1861) Grietje Errits de Vries
Jan Liekeles Hoekstra x (1867) Rinske Hendriks Bos
Andries Liekeles Hoekstra x (1876) Hiltje Jans Bijker
Alle eigenaars op een rijtje1830-1832 Jan Oeges Hoekstra, eigenaar
1832-18... Gerben Wiebes Hazenberg, eigenaar
1833-1842 Jan Jacobs Bijlsma, huurder
18...-1843 Abele Jans Koenes, eigenaar
1842-1843 Roel Feikes Pot, huurder
1843-1879 Liekele Oeges Hoekstra, eigenaar
1879-1897 Andries Liekeles Hoekstra, eigenaar
1897-1897 Heinrich Felix Heeger, eigenaar
1897-1936 Jan Brandsma, eigenaar
1936-1974 Murk Brandsma, eigenaar
1954-1961 Roelof Huisman, huurder
1974- Bein Brandsma, eigenaar
Simon Hoeksma, Drogeham - hoeksmahistorie@hetnet.nl
-
-
Binnenbuitenpost
-
- Datum: 23 juni 2011
- Pagina: website
-
Afschrift:
het buurtschap Rohel
De buurtschap Rohel, tot 1921 nog behorende bij het oude dorp Harkema-Opeinde, is ontstaan op de plek waar de Nieuwe Vaart of de Surhuisterveenstervaart, die in 1649 werd gegraven, uitkwam in het Kolonelsdiep. Het lag vroeger aan weerszijden van het kanaal, maar door diverse verbredingen in de loop van de jaren, verdween de bebouwing aan de zuidkant. Het was een plek waar men ook over het kanaal kon worden gezet. Tot in het begin van de 20e eeuw was dit praktisch de enige verbinding met de buitenwereld.
Omstreeks 1905 werd er een weg aangelegd van Lutjepost naar Rohel en hiermee kwam een einde aan het isolement. Deze verbinding liep door naar Kootstertille. Na 1945 ging men tot verharding over. In de 18e eeuw was er sprake van scheepsbouw in Rohel. Eén bewijs hiervan is dat volgens een belastingdocument van 1749 er al een 'schuitmaker' Hendrik Roels woonde. In het verleden heeft één scheepsbouwbedrijf de naam gehad van 'De Rode Helling'. De term 'hel' in Rohel zou petgat betekenen, of ook wel laaggelegen moerassige plek. Men beweert dat naar de rode kleur van het veen de naam Rohel is ontstaan.
Ook was hier in 1775 al een herberg te vinden, zoals blijkt uit een advertentie in de Leeuwarder Courant. De tekst hiervan was: 16 november 1775, Pieter van der Saal, adres in de oude herberg bij de Rode Hel te Augustinusga, verkoopt een mondtinctuur voor 't water, kanker, scheurbuik, blaren in de mond en een middel voor diegeen onder de 12 jaar, die lek geboren zijn, voor breuken en venusziekte".
Notities Eduard Kuiper
Ook valt het een en ander te halen uit de overgebleven notities van de 82-jarige heer Eduard Kuiper. Deze was hier eigenaar van een scheepswerf avn 1907 tot 1949. Volgens Kuiper telde de buurtschap in 1907 ongeveer twintig huizen. Vanaf Blauwverlaat gerekend kwam eerst de boerderij van Oene Brandsma en daarna die van Jan Haaijes Wijma. Namen van andere bewoners in die tijd waren onder andere: Jan de Jong, Oeds Jansen, Wietse Jansen en Liekele Hoekstra.
Rohel rond 1860 op de kaart van Eekhoff
In het begin van de twintigste eeuw was er nog geen weg van Blauwverlaat naar Rohel. Kuiper vertelde dat hij wel eens een enkele keer deze afstand liep en dan na veel hindernissen in ongeveer 20 minuten de buurtschap kon bereiken. Op deze route moesten veel draaihekken worden gepasseerd, die waren voorzien van prikkeldraad. In latere jaren besloot het polderbestuur een verhard pad aan te leggen met afrastering. Nu kon men in ieder geval ongehinderd per fiets of per voet deze afstand afleggen. Zoals eerder werd verteld was men heel lang aangewezen op een overzet of pont om vanaf Augustinusga in Rohel te komen. Dit overhalen gebeurde aanvankelijk met houten en ijzeren schouwen. Was men vanaf Rohel over het kanaal, dan was men nog lang niet in Augustinusga. In het te volgen pad lagen wel zes sloten, waarover planken waren gelegd. Uiteindelijk kwam men dan uit bij het huis van kleermaker Kamminga, tegenover de toen pas gebouwde christelijke school. Men moest dus geduld hebben om zijn doel te bereiken.
Bron: diverse krantenartikelen en persberichten.
-